De proef wordt gereden in Dagelijks Tenue cq DT-Rij met stang-en-trenshoofdstel, hard hoofddeksel, sabel en (waar van toepassing) sabeltas of sabeldrager. Het dragen van (uitsluitend) stompe knopsporen is verplicht. Het rijden met een karwats is niet toegestaan. Examenkandidaten die geen beschikking hebben over Dagelijks Tenue cq DT-Rij kunnen gebruikmaken van het wedstrijdtenue zoals beschreven in het geldende Disciplinereglement Dressuur van de KNHS.
In draf geldt doorzitten tenzij lichtrijden is gevraagd. Ruiter en paard dienen voor het examen bekend te zijn met sabelgebruik. De ruiter dient geoefend te hebben op het maken van sprongen vanuit de galop in ‘gereed-sabel’-houding. Een paard mag maximaal vier maal op een dag aan het examen deelnemen. De Stichting Militair Ruiterbewijs draagt zorg voor de beschikbaarheid van drie sabels en sabeltassen op de examens.
Een ongehoorzaamheid van het paard (zoals een weigering, uitbreken of het verlaten van de rijbaan) heeft geen uitsluiting tot gevolg; beoordeeld wordt of de ruiter het paard onder controle houdt. Na herhaald weigeren kunnen de examinatoren bepalen dat de proef zonder de sprong vervolgd dient te worden. Na een val van de ruiter en/of het paard volgt uitsluiting. Hulp aan de ruiter anders dan aangeven van hoofddeksel of bril is niet toegestaan.
De gehele proef wordt beoordeeld met als uitslag onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. Indien een ruiter een theorieonderdeel of beide theorieonderdelen wel behaalt maar de rijproef niet, dan moet de rijproef (en in voorkomend geval ook het verblijvende theorieonderdeel) binnen twee jaar alsnog worden behaald. Daarna moeten zowel de rijproef alsook de theorie opnieuw worden afgelegd om het Militair Ruiterbewijs te kunnen behalen.